Een getatoeëerd Eskimobeen.

Een getatoeëerd Eskimobeen.

Eens kwam de Uil met een anderen Eskimo aan boord en vertelde, dat eenige Oglugi-Eskimo’s onze proviandtent hadden bestolen; ze brachten een ongeopende boterbus mee, die ze hadden opgeraapt. Bij onderzoek bleek, dat een vierde kist sledebrood, tien platen pemmikan en de bovengenoemde boterbus ontbraken. Als we er niets van vernomen hadden, zou de diefstal waarschijnlijk nooit zijn uitgekomen, want de dieven hadden alles weer in goede orde gebracht. En ze hadden het niet te erg gemaakt. De oude Teraiu en zijn broeder Tamoktuktu hadden aan de spits der onderneming gestaan, die in den vroegen morgen haar slag had geslagen. De Uil kreeg ter belooning voor zijn eerlijkheid een groote bijl, de ander een mes. Toen ze het schip weer verlieten, droeg ik hun een groet op voor de dieven en liet hun zeggen, dat zoo een van hen het in zijn hoofd mocht halen, zich ooit weer in Ogchoktu te vertoonen, dat hij dan op de plaats zou worden doodgeschoten. Op denzelfden avond legde Ristvedt een kleine mijn aan bij de deur van het proviandhuis, die zoo ingericht werd, dat ze op hetzelfde oogenblik ontplofte als de deur openging. Het was een ongevaarlijk ding, maar zou voldoende zijn, een nieuwe inbrekerspoging te verhinderen.

In dezen tijd haalden we ook de beide booten binnen, die we in het open veld hadden achtergelaten; er was geen schade aan te bespeuren.

Share on Twitter Share on Facebook