Gesloten kindergraf der Netsjilli-Eskimo’s

Gesloten kindergraf der Netsjilli-Eskimo’s

Op een van die vervelende wachtdagen probeerden we het met de jacht en schoten een rendierkoe en haar kalf. Dit jachtgeluk maakte den goeden Talurnakto opgewonden van plezier, en hij sprong van het eene been op het andere als een klein kind. De boottocht was dus volkomen mislukt. Of wij op de plek, waar we nu waren, of in onze eigen Gjöahaven een dépôt aanlegden, kwam vrijwel op hetzelfde neer. Wij legden dus zooveel, als we dragen konden, ter zijde en metselden het overige met steenen toe, stulpten de boot erover heen en begaven ons op den terugweg naar Ogchoktu. In rechte lijn hadden we 25 mijlen te gaan, maar als we alle hoeken en bochten meerekenden, dan hadden we met de boot meer dan 50 zeemijlen afgelegd. Wij hadden drie dagen noodig, om geheel in de Schwatkabocht te komen, maar wij moesten vaak heen en weer gaan. Hier sloegen wij de tent op en lieten die staan, toen we den volgenden morgen naar de Gjöa teruggingen. We wilden later in de baai op de rendierjacht gaan en lieten daarom ook onze voorraden achter. Het ijs begon vast te worden; maar het was nog niet sterk genoeg, om ons te dragen.

Share on Twitter Share on Facebook