Wiik in winterkostuum.
Het duurde nog lang, nadat onze toebereidselen klaar waren, eer het ijs opbrak; eerst den 10den Juli 1906 ontdekten wij drie walvischvaarders in het open water buiten King Point, het was nog onzeker, of het hun gelukken zou geheel naar buiten te komen; maar het ging. Nu was ook onze tijd gekomen; alles was gereed voor het vertrek. Onze lieve Gjöa begon het laatste deel van haren tocht. Toen we langs Wiik’s graf kwamen, lieten we de vlag dalen en zonden hem onzen laatsten groet.
Op Herscheleiland moesten wij nog lang wachten op het verder losgaan van het ijs; het eiland had een prachtigen plantengroei, waar King Point een ware woestijn bij was, maar de Eskimo’s hadden al het primitieve verloren, en de jeugd vertoonde duidelijk de sporen van een sterke vermenging van rassen. Daar op Herscheleiland ondervonden wij het groote leed, dat onze Manni verdronk; hij was alleen in een boot aan het eenden jagen, en in het gezicht van de Gjöa stond hij in het bootje, toen dat door een windstoot omsloeg.